Met het verzamelen van coniferen op het landgoed  de Belten te Vorden werd in 1961 een aanvang gemaakt.

 

 

Het initiatief daartoe werd door de bewoner van het landhuis, Jhr. mr. P.R.Feith genomen, toen deze op een stuk land aan de westkant van het terrein een aantal acacia’s gekapt had en hij op zoek was gegaan naar bomen die het op de droge grond geacht werden goed te doen.

Hij stuitte daarbij op een aantal coniferen, waaronder in eerste instantie de abies, de picea, chamaecyparis en juniperus, waarbij hij getroffen werd door de grote aantallen variëteiten in soorten en cultivars.

Dit appelleerde op zijn ingeboren verzamelwoede, die nog verder werd aangewakkerd door de ontdekking dat al deze bomen zich lieten indelen in families, geslachten en soorten, met daartussen nog talloze natuurlijke- en kweekvariëteiten.

Zodoende ontwikkelde hij het opengekapt stuk acaciabos tot een waar museum, waarin hij systematisch soort bij soort alle coniferen onderbracht waar hij tijdens zijn vele reizen beslag op kon leggen.

In de zeventiger jaren werd het areaal uitgebreid tot de huidige 1.8 hectaren, waarop tijdens de gloriejaren zo’n 1500 verschillende coniferen groeiden – indertijd, naar verluidt de grootste verzameling in particuliere handen in de wereld.

 

In een poging het vinden van een financiële basis voor deze verzameling te vergemakkelijken en de toekomst van het pinetum te verzekeren ook wanneer de oprichter zou komen te overlijden  werd de hele collectie in 1974 in een stichting ondergebracht. Toen de heer Feith in 1980 overleed was er dan ook een bestuur, dat in staat was om de collectie te blijven beheren en verzorgen. Het grootste probleem daarbij was ruimtegebrek: de geweldige groei van de in de zestiger jaren aangeplante bomen maakte het nodig tot een renovatie over te gaan, waarbij zo’n 600 bomen geruimd werden, maar niet dan nadat van vele daarvan stekken genomen waren, die o.m. in Boskoop werden verzorgd en later op een kwekerij op het pinetum werden uitgezet.

 

Vandaar vonden de betreffende planten weer hun weg het pinetum in, waar zij nu weer trachten tot volle wasdom te komen. De dagelijkse zorg voor het pinetum is thans grotendeels in de handen van leden van de familie en deskundige vrijwilligers. Bij de instandhouding van de collectie mag het pinetum zich gelukkig prijzen van vele kanten deskundige ondersteuning en advies te ontvangen. Hierbij moeten in het bijzonder de namen worden genoemd van Johan Hengeveld te Lintelo die via stekken en enten bestaande exemplaren voor het pinetum weet te behouden en Robert Venhorst van Plantencentrum Venhorstplant te Megchelen die ondersteuning biedt bij het opsporen van de door ons gezochte exemplaren voor de collectie conform de betreffende zoeklijst van het pinetum. Het pinetum is hen veel dank verschuldigd.

Op het ogenblik staan er ruim negenhonderd verschillende soorten coniferen en andere naaktzadige bomen op het terrein.