Een wandeling door het pinetum voert u langs honderden nummertjes en vaak ook naambordjes.

De nummertjes verwijzen naar de catalogi die op drie plaatsen ter in zage liggen. De naambordjes vermelden naar eer en geweten alle details van de betreffende bomen. Binnen de groep van coniferen maken zeven families de dienst uit. Zij tooien zich met fraaie namen, die alle eindigen met “…aceae”, wat “…achtigen” betekent. De Taxaceae zijn dus de Taxusachtigen en de Cupressaceae de Cypresachtigen.

Binnen die zeven voorname families treffen wij in totaal zo’n vijftig geslachten en vijfhonderd soorten aan, waarbij de etiquette voorschrijft dat de geslachtsnaam met een hoofdletter begint en de soortnaam met een kleine (bijvoorbeeld: Abies pinsapo).

 

Het aantal cultuurvariëteiten (“cultivars”) is legio. Over het algemeen betreft dit door kunstmatige vermenigvuldiging verkregen varianten, die zich als zodanig niet zelfstandig kunnen voortplanten. De sinds 1960 verkregen cultivars hebben, in tegenstelling tot hun oudere collega’s, alle een korte meestal Engelstalige aanduiding (bijvoorbeeld: Chameacyparis obtusa ‘Goldspire’).

Soms worden familie- of soortnamen gevolgd door “x”, hetgeen aangeeft dat er sprake is van hybride vorm, d.w.z. een veelal kunstmatige kruising van twee geslachten of soorten (bijvoorbeeld: Pinus x hunnewellii).

 

De systematiek zoals hierboven beschreven vindt u niet meer terug in de lay-out van het pinetum. Bij de renovatie van het pinetum aan het begin van de negentiger jaren zijn de grenzen tussen de families geslecht en is getracht om ook in onze collectie tot een “multifamiliale samenleving” te komen – integratie avant la lettre. Door de mengeling van alle bomen, ongeacht hun achtergrond, kon een grotere variatie in kleur en afmeting bereikt worden, die het perspectivisch aanzicht ten goede kwam, maar afbreuk deed aan de overzichtelijkheid.

 

Overigens, over de lay-out gesproken, wanneer u met uw rug tegen het grote toegangshek staat, ziet u duidelijk dat het pinetum eigenlijk uit twee delen bestaat: links (het zuiden) ziet u aan de vele hoogopgaande bomen dat u met het oorspronkelijk in de zestiger jaren ingeplante gedeelte hebt te doen. Het midden en rechter (noorden) gedeelte is van recenter datum – sterker, daar worden nog steeds nieuwe boompjes neergezet.

 

Uw wandeling voert u langs zo’n negenhonderd verschillende bomen.  Exacte getallen zijn niet te geven omdat er ieder jaar toch wel zo’n 20 à 30 bomen verwijderd moeten worden (omdat zij of dood zijn gegaan of naar verwachting dood zullen gaan) terwijl er ieder jaar toch ook weer het nodige wordt bijgeplant.

 

Het is ondoenlijk om hier alle bomen te beschrijven, maar de hierboven beschreven systematiek moge enig houvast bieden. Bovendien zijn er op aanvraag boekjes waarin hier dieper op wordt ingegaan met daarbij een woordenlijst van de vele Latijnse namen die bij de naamgeving gebruikt worden en die meestal een indicatie geven van de vorm of groeiwijze van de betreffende boom, zoals “hoog”, “laag”,”puntig”, “kruipend”, “piramidaal”, “bolvormig” en ga zo maar door.

 

De gehele verzameling is in een catalogus opgenomen. Deze kunt u hier vinden.